Sinds 1 april 2019 nieuw innings- en invorderingsregister inzake btw.

Bij de wet van 26 november 2018 werd de procedure voor de inning en invordering van onbetaalde btw-schulden fundamenteel hervormd. In een circulaire 2019/C/33 van 25 april 2019 wordt daarover meer toelichting gegeven.

 

Situatie vóór 1 april 2019

Wie een openstaande schuld bij de Btw heeft die om welke reden dan ook niet betaald wordt, zal eerst een paar keer aangemaand worden tot betaling. Wordt de btw-schuld na die aanmaningen nog altijd niet betaald, dan heeft de Btw de mogelijkheid om tot een gedwongen tenuitvoerlegging te komen zonder dat ze daarvoor eerst naar de rechtbank moet stappen. Dit in tegenstelling tot de privésector, waarin iemand een niet-betalende klant eerst formeel ingebreke moet stellen door aangetekende aanmaningen te sturen. Indien dat niet zou helpen, moet er een beroep worden gedaan op een advocaat die de zaak dan kan voorleggen aan de rechter om een vonnis of een arrest of m.a.w. een zgn. uitvoerbare titel te bekomen. Met die uitvoerbare titel kan dan naar een deurwaarder gestapt worden om achterstallen effectief betaald te krijgen.

Voor de Btw-Administratie loop dat allemaal wat vlotter. Zij kunnen nl. zelf voor zo’n zgn. uitvoerbare titel zorgen. Met die ‘uitvoerbare titel’ kan de Btw dan hetzelfde doen als in de privé met een vonnis, nl. naar een deurwaarder stappen en de btw-plichtige dwingen, onder meer door het leggen van beslag, om alsnog te betalen.

 

Gewijzigde procedure sinds 1 april 2019

De procedure die de Btw moet volgen om zichzelf zo’n uitvoerbare titel te bezorgen, is gewijzigd. Die procedure is sinds 1 april 2019 nl. vereenvoudigd en vooral geautomatiseerd, waardoor het voor de Btw in feite nog gemakkelijker gaat dan voorheen (wet van 26.11.2018, BS 14.12.2018).

De Btw-Administratie moet meer bepaald de procedure voor een dwangbevel niet meer volgen. Die hield kortweg in dat de Btw voor elke niet-betaalde btw-schuld manueel een dwangbevel moest opmaken dat ze dan kenbaar moest maken aan de btw-plichtige. Die zgn. kennisgeving moest dan gebeuren per aangetekende brief of per deurwaardersexploot met telkens een bevel tot betaling. Sinds 1 april 2019 is het dwangbevel vervangen door een inschrijving in het zgn. innings- en invorderingsregister. In tegenstelling tot het dwangbevel, dat een individuele uitvoerbare titel was en per niet-betaalde btw-schuld opgemaakt werd, is het innings- en invorderingsregister een algemene lijst die periodiek en op een geautomatiseerde wijze opgemaakt wordt. Die lijst bevat dan niet alleen de naam van alle btw-plichtigen die nog een btw-schuld openstaan hebben, maar per btw-plichtige meteen ook het openstaande bedrag aan btw, boeten en interesten dat nog verschuldigd is.

De lijst die dus automatisch opgemaakt wordt, wordt m.a.w. uitvoerbaar verklaard door de administrateur-generaal van de Btw en daarmee is de kous af. De Btw heeft daarmee een uitvoerbare titel waarmee ze de btw-plichtige kan dwingen om tot betaling over te gaan, onder meer door beslag te leggen.

Los van de aanmaningen die  nog steeds verstuurd zullen worden, moet de Btw-Administratie ook rekening houden met een termijn van minstens één maand waarin btw-plichtigen moeten verwittigd worden vóóraleer zij in het register opgenomen worden. Officieel heet dit dan ‘een kennisgeving van de verantwoording van de btw-schuld’. Die minimale termijn van één maand is echter niet van toepassing als de zgn. rechten van de schatkist in gevaar zijn. Dat laatste is dan o.m. het geval bij nakende verjaring, geschokt krediet van de btw-plichtige, staking van betaling, aanstaand vertrek naar het buitenland, faillissement, enz. In dat geval moet de kennisgeving van de verantwoording van de btw-schuld gebeuren ten laatste op het ogenblik van haar opname in een innings- en invorderingsregister.

Tenslotte zal een btw-plichtige dan via gewone post een innings- en invorderingsbericht toegestuurd krijgen als  hun btw-schuld effectief opgenomen is in het innings- en invorderingsregister. Dat is in feite de laatste kans om te betalen alvorens de Btw gedwongen uitvoeringsmaatregelen zal nemen.

Een btw-plichtige kan zich dan nog wel verzetten. Betwist een btw-plichtige het bestaan of de omvang van de btw-schuld, dan kan de tenuitvoerlegging van het innings- en invorderingsregister nog tegenhouden worden door een vordering in rechte in te leiden bij de bevoegde rechtbank van eerste aanleg. Vanaf dat moment begint dan de gerechtelijke fase van de geschillenprocedure inzake btw en is de verjaring inzake btw geschorst. Er is nergens voorzien binnen welke termijn naar de rechtbank moet gestapt worden.

 

Nog andere wijzigingen in de invorderingsprocedure?

Net zoals voorheen het geval was bij het dwangbevel, beschikt de Btw-Administratie op basis van het innings- en invorderingsregister over een zgn. algemeen voorrecht en een wettelijke hypotheek. Het is nu echter de ontvanger van de Btw-Administratie, en niet langer de minister van Financiën of zijn gedelegeerde, die de inschrijving van de wettelijke hypotheek kan vragen. Hij kan dat concreet al vragen vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het innings- en invorderingsregister.

Bewarend beslag is ook nog steeds mogelijk. Gaat een btw-plichtige  niet akkoord met de btw-schuld en stapt u naar de rechtbank, dan kan de btw-ontvanger op basis van een afschrift van het innings- en invorderingsregister net zoals voorheen bewarend beslag laten leggen en dit uiteraard bij wijze van zekerheid. De btw-ontvanger moet hiervoor niet langs de beslagrechter passeren. Hij kan dus onmiddellijk aan een deurwaarder vragen om het nodige te doen.