Geld uitlenen via rekening-courant, termijnlening, of lijfrente?

Een bedrijfsleider zou privé geld willen lenen aan zijn vennootschap.

Geld uitlenen via rekening-courant, termijnlening, of lijfrente?

Een bedrijfsleider zou privé geld willen lenen aan zijn vennootschap. Hij kan dat doen via zijn rekening-courant (rc) of via een termijnlening. Een mogelijk alternatief is om te werken met een lijfrente. Wat zijn de juridische en fiscale verschillen tussen die verschillende manieren?

 

I.                   Juridische regels voor leningen en interesten

Een geldlening is een overeenkomst waarbij A een geldsom geeft aan B, die verplicht is om later eenzelfde bedrag terug te geven. De rc in de vennootschap kan zowel voor een lening van een bedrijfsleider aan zijn vennootschap (zgn. credit-rc) als voor een lening van een vennootschap aan de bedrijfsleider (zgn. debet-rc) gebruiken. Verder is het typisch voor een lening via rc dat het een lening is zonder bepaalde looptijd. Voor een termijnlening zijn er wel afspraken over de termijn en periodiciteit van de terugbetaling.

Een schriftelijk contract is niet verplicht, en is voor een lening via de rc meestal ook niet nuttig, maar is wel aan te raden als bewijs van een termijnlening en de afspraken over de terugbetaling. Houd er ook rekening mee dat als een bestuurder geld leent aan zijn vennootschap er sprake is van een ‘tegenstrijdigheid van belangen’. Concreet moet daarom bij het afsluiten van de lening een document opgesteld worden dat gelijktijdig met de jaarrekening neergelegd moet worden. In dat document moeten dan o.a. het bedrag van de lening en de toegepaste interestvoet verantwoord worden.

Een rc-tegoed op de vennootschap is vaak niet het gevolg van een lening die een bedrijfsleider aan zijn vennootschap gegeven heeft. De oorzaak van het tegoed kan bv. zijn dat de vennootschap het loon van de bedrijfsleider of een ander inkomen wel toegekend heeft maar nog niet betaald, of dat de bedrijfsleider iets verkocht heeft aan zijn vennootschap (bv. cliënteel, een gebouw) maar aan de vennootschap uitstel van betaling toegestaan heeft. Een vennootschap kan perfect ook op zo’n rc-tegoed interest betalen, ook al is het geen lening.

Over de terugbetaling van een termijnlening spreekt de bedrijfsleider met zijn vennootschap af wat hij wilt. U kunt werken met een maandelijkse afbetaling, zoals dat doorgaans het geval is voor een krediet bij de bank, maar u mag ook kiezen voor een terugbetaling per kwartaal of per jaar, of pas aan het eind van de termijn.

Interest vragen op een geldlening is ‘geoorloofd’, maar niet verplicht (art. 1905 BW). Wanneer u dat wilt, mag u dus ook gratis geld uitlenen aan uw vennootschap. Vraagt u interesten, dan bent u vrij om de interestvoet te bepalen. U moet echter wel kunnen verantwoorden, o.a. in het document inzake tegenstrijdigheid van belangen, dat het toegepaste percentage niet nadelig is voor uw vennootschap is. Het best hanteert u een marktconform tarief.

 

II.                Fiscale regels voor interesten op een rc-tegoed of een termijnlening

In principe zijn interesten aftrekbaar voor de vennootschap. Interesten die u als bestuurder of aandeelhouder krijgt van uw vennootschap (of die uw echtgeno(o)t(e) of minderjarige kinderen krijgen) worden echter geherkwalificeerd in niet-aftrekbare dividenden in de mate dat de vordering en/of de interestvoet te hoog is (art. 18, lid 1, 4° WIB 92) . De vordering is te hoog als die groter is dan de som van de belaste reserves van uw vennootschap aan het begin van het boekjaar en haar gestorte kapitaal aan het einde ervan. De interestvoet voor een rc is overdreven wanneer ze meer bedraagt dan 4,07% (tarief voor 2021). De interestvoet voor een termijnlening is overdreven als ze hoger is dan de zgn. marktrente, lees: het tarief dat uw vennootschap zou betalen voor een vergelijkbaar krediet bij een onafhankelijke kredietverstrekker.

De interesten zijn voor de bedrijfsleider een belastbaar inkomen dat niet meer privé moet aangegeven worden. De belasting wordt nl. betaald via de roerende voorheffing (rv) van 30% die de vennootschap moet inhouden.

 

III.             Juridische en fiscale regels voor een lijfrente

In plaats van aan de vennootschap een geldsom te lenen, die zij de bedrijfsleider moet terugbetalen, wordt via een lijfrente die som definitief aan de vennootschap afgestaan. In ruil betaalt de vennootschap wel een vergoeding die deels kapitaalaflossing en deels interest is, in principe tot aan uw dood, vandaar de naam ‘lijfrente’. U kunt de lijfrente echter ook beperken in de tijd. Ze stopt dan ofwel op een bepaalde datum, ofwel eerder als u voor die datum sterft.

U maakt voor de lijfrente het best een schriftelijke overeenkomst op. Een notariële akte hoeft niet. Het bedrag van de lijfrente moet u (laten) berekenen aan de hand van het afgestane kapitaal, uw leeftijd en geslacht, sterftetabellen en de interestvoet.

Uw dossierbeheerder zal de lijfrente op een bijzondere manier moeten verwerken in de boekhouding van uw vennootschap. Voor u is het belangrijkste dat alleen het interestgedeelte van de lijfrente aftrekbaar is voor uw vennootschap, dat voor een lijfrente de herkwalificatieregels niet gelden en dat u niet belast wordt op het werkelijke interestgedeelte, maar forfaitair jaarlijks op 3% van het afgestane kapitaal (art. 20 WIB 92). Uw vennootschap moet op dit bedrag geen rv inhouden, maar u moet het wel nog aangeven in uw privéaangifte. De lijfrente wordt belast tegen 30%, dus tegen hetzelfde tarief als gewone interesten.

 

IV.            Cijfervoorbeeld

Een man van 50 jaar wil aan zijn BV een kapitaal van € 20.000 ter beschikking stellen tegen een interestvoet van 6%. We vergelijken de fiscale gevolgen wanneer hij dat doet via zijn rc, met een termijnlening op 10 jaar of met een lijfrente die stopt wanneer hij 60 wordt of eerder bij overlijden. We veronderstellen dat 6% overeenkomt met de marktrente voor een termijnlening op 10 jaar. Voor de eenvoud gaan we er verder van uit dat de BV in de drie gevallen een vast maandelijks bedrag betaalt, waarbij de interest op het kapitaalsaldo berekend wordt en dat de herkwalificatie-interestvoet voor rc-leningen gedurende 10 jaar 4,07% blijft.

 

 

rc

termijnlening

lijfrente

 

uitgeleend/afgestaan kapitaal

20 000,00

20 000,00

20 000,00

A

terugbetaald bedrag incl. interest

26 644,92

26 644,92

26 920,80

 

interestgedeelte

6 644,92

6 644,92

6 920,80

 

maximaal fiscaal aftrekbare interest

4 378,76

6 644,92

6 920,80

 

te herkwalificeren in dividend

2 266,16

-

-

 

aftrekbaar voor de vennootschap

4 378,76

6 644,92

6 920,80

B

besparing vennootschapsbelasting (20%)

-875,75

-1 328,98

-1 384,16

C

nettokosten voor de vennootschap (A-B)

5 769,17

5 315,94

5 536,64

D

door de bedrijfsleider ontvangen bruto-interest

6 644,92

6 644,92

6 920,80

 

belastbaar inkomen

6 644,92

6 644,92

6 000,00

E

roerende voorheffing/personenbelasting

-1 993,48

-1 993,48

-1 800,00

F

netto-interest voor de bedrijfsleider (D-E)

4 651,44

4 651,44

5 120,80

F/C

netto-interest bedrijfsleider/nettokosten vennootschap

80,63%

87,50%

92,49%

 

Uit dit gegeven voorbeeld blijkt dat in deze situatie een lijfrente fiscaal het voordeligste is en een rc het minst interessante. Al bij al zijn de verschillen wel relatief beperkt, zeker aangezien het gaat over een periode van 10 jaar. Vergeet ook niet dat er niet alleen het fiscale aspect is. Zo is lenen via uw rc fiscaal gezien wel het duurste, maar het is ook de meest flexibele vorm van een krediet voor een vennootschap. Bespreek met uw dossiebeheerder wat in uw geval de beste optie is.